Waar kan een verminderde isolatie toe leiden?
- Geplaatst op
- Door Bouwtotaal
- 0
In een middelgrote arbeidersstad huurt een jong echtpaar een eengezinswoning, die rond de jaren tachtig van de vorige eeuw is gebouwd. Nadat zij de woning hebben betrokken wordt op bepaalde locaties in de woning enige schimmelvorming zichtbaar. Deze schimmel wordt door de huurders behandeld en gesausd, maar keert helaas weer terug.
Het probleem
De woning wordt sinds enkele jaren bewoond door de huidige bewoners en ondank pogingen om de schimmel te bestrijden wordt deze steeds opnieuw zichtbaar. Omdat de schimmel zich onder andere voordoet ter hoogte van de achtergevel, wordt vermoed dat vocht van invloed kan zijn. Om deze reden worden enkele gevelstenen vervangen en wordt een afvoer nagekeken op eventuele gebreken. Deze herstelwerkzaamheden leiden niet to de oplossing van het zichtbare gebrek. Sterker nog, de bewoners zien niet alleen ter plaatse van de achtergevel schimmels ontstaan maar ook tegen de binnenzijde van de voorgevel. In de voorgevel zijn ter hoogte van de schimmelvorming geen bouwdelen aanwezig die tot vochtproblemen in de gevel kunnen leiden. Zoals gebruikelijk is, wordt er bij de aanwezigheid van schimmel gesteld dat de woning niet afdoende wordt geventileerd. Hiertegen wordt door de bewoners geprotesteerd, omdat zij van mening zijn dat zij de woning wel degelijk ventileren, maar dat desondanks schimmel ontstaat. Om de exacte oorzaak van de schimmelvorming te achterhalen wordt dus een onderzoek wenselijk geacht.
Onderzoek
De woning is voorzien van in beton gestorte dragende wanden. De gevels van de woning zijn opgebouwd uit metselstenen, waarin houten gevelkozijnen zijn opgenomen. De gevelkozijnen zijn inmiddels voorzien van isolerende beglazing. Boven de gevelkozijnen zijn betonnen metselwerkondersteuningen aanwezig, om het opgaande metselwerk te kunnen ondersteunen.
Op diverse locaties in de woning is schimmelvorming waar te nemen. Deze schimmelvorming, met name ter goote van de inwendige hoekaansluiting en net boven de vloerplint, is aanwezig aan zowel voor- als de achterzijde van de woning.
De Woning wordt verwarmd middels het conventionele verwarmingssysteem (radiatoren) en de gevelkozijnen zijn voorzien van uitzetramen. Tijdens het onderzoek is waar te nemen dat zich in enige mate condensvorming voordoet op de binnenzijde van de geïsoleerde ruiten. Op de beglazingskit is schimmelvorming te zien, dat erop kan duiden dat de condensvorming zich reeds langer voordoet.
Metingen
De woning wordt tijdens het onderzoek verwarmd, waarbij alle radiatoren aan staan en geen gebreken vertonen. Op de begane grond van de woning staan geen ramen open om hiermee te ventileren. Middels een vochtmeter kan worden bepaald dat diverse locaties waarop de schimmelvorming zichtbaar is, geen expliciet verhoogd vochtgehalte vertonen. Dit duidt er dan op dat er geen sprake is van lekkage, doorslaand vocht of optrekkend vocht.
De relatieve luchtvochtigheid wordt in de diverse ruimten bepaald. Deze is relatief aan de hoge kant, met name gezien het seizoen en het tijdstip van de dag. Vervolgens wordt de schimmelvorming beoordeeld aan de hand van een warmtebeeldcamera. Direct zichtbaar is dat de wanddelen waarop de schimmelvorming zich voordoet een sterk verlaagde oppervlaktetemperatuur vertonen ten opzichte van de aansluitende wanddelen. De betreffende wanddelen grenzen allen aan de buitengevels. In deze delen van de gemetselde buitengevels zijn open stootvoegen aanwezig, maar ook de betonnen metselwerkondersteuningen.
Conclusie oorzaken
De oorzaak van de schimmelvorming is gelegen in combinatie van een verhoogd relatieve luchtvochtigheid, gecombineerd met een verlaagde oppervlaktetemperatuur van de betreffende elementen in de woning. Dit laatste is inherent aan de bouwwijze van de woning. De woning is op bepaalde delen minder goed geïsoleerd. Hierdoor komt de binnenzijde van de woning onder invloed te staan van de buitentemperatuur, waardoor de oppervlaktetemperatuur aan de binnenzijde met name in de winter sterk kan worden verlaagd. Door deze verlaagde oppervlaktetemperatuur kan een zogenaamde dauwpunttemperatuur worden bereikt met condens tot gevolg en op de langere termijn de schimmelvorming.
Herstel
Om de schimmelvorming te voorkomen moet enerzijds de oppervlaktetemperatuur niet sterk meer worden verlaagd en anderzijds mag de relatieve luchtvochtigheid niet te hoog oplopen. De temperatuur en de relatieve luchtvochtigheid staan namelijk in verhouding tot het bereiken van een zekere dauwpunttemperatuur. Beide kunnen dus de vorming van condens beïnvloeden. Om de relatieve luchtvochtigheid te verlagen is ventileren van belang op een wijze waarop dit gecontroleerd, maar ook continue kan plaatsvinden. Voor deze contunue ventilatie dienen voorzieningen te worden getroffen in de gevelkozijnen omdat dee nu nog ontbreken. Om de betreffende wanddelen niet te ver in oppervlaktetemperatuur te laten dalen wordt geadviseerd om de gevels (alsnog) te voorzien van afdoende isolatiemateriaal en ter plaatse van de metselwerkondersteuningen de binnenwand te voorzien van een isolerend plaatmateriaal.
Bron: Bouwtotaal
Tekst: mw. N.S. van der Palm, Bureau voor Bouwpathologie BB te Montfoort.
Reacties
Wees de eerste om te reageren...